In de formule E = ∑ (R x B x G – I) staat de R voor Relevantie. Daarmee wordt bedoeld dat kwaliteitsinformatie betekenisvol moet zijn voor de patiënt. Bij het bepalen van de relevantie staat dat perspectief van de patiënt centraal. Altijd moet de vraag gesteld worden of er sprake zal zijn van een merkbare en gewaardeerde verbetering voor de patiënt, als personen of organisaties beter ‘scoren’ op de betreffende kwaliteitsinformatie.
Het meest evident is dit als de kwaliteitsinformatie bestaat uit ‘uitkomstindicatoren’, die een directe weergave zijn van de gevolgen voor de patiënt. Voorbeelden hiervan zijn ‘overleving na 30 dagen’ (na een hartinfarct) of ‘aantal meters pijnvrij lopen na zes maanden’ (na een heupoperatie). In vrijwel alle gevallen zijn uitkomstindicatoren relevant voor alle betrokken partijen en zullen ze dat ook gedurende vele jaren blijven. Daarmee vormen uitkomstindicatoren de ‘gouden standaard’ voor kwaliteitsinformatie. Wat mij betreft geldt hierbij het uitgangspunt van ‘comply or explain’: men moet heel goede redenen hebben om af te zien van uitkomstindicatoren, c.q. van een plan om die te gaan ontwikkelen.
Het is niet altijd mogelijk om (alleen) gebruik te maken van uitkomstindicatoren, bijvoorbeeld als ze niet betrouwbaar te meten zijn of als de betrokken zorgverleners ze niet of nauwelijks kunnen beïnvloeden. In dat geval kan men gedwongen zijn om terug te vallen op twee andere typen indicatoren:
- Structuurindicatoren die elementen beschrijven van de ‘middelen’ waarmee de zorg is georganiseerd, bijvoorbeeld: het bestaan van een multidisciplinair overleg bij oncologische zorg.
- Procesindicatoren die aangeven op welke wijze de zorg daadwerkelijk wordt uitgevoerd, bijvoorbeeld: de ‘time to needle’ als maat voor de tijd die verstreken is voordat cruciale geneesmiddelen zijn toegediend.
Als men kiest voor structuur- of procesindicatoren is van groot belang dat aangetoond is dat ze de gewenste zorguitkomsten beïnvloeden. Anders bestaat het risico dat personen en organisaties hun handelen richten op zaken die uiteindelijk geen verbetering voor de patiënt geven. Als deze oorzaak-gevolg relatie wel aannemelijk is, maar niet of nog onvoldoende aangetoond, zou men er onderzoek naar moeten doen.
Bij structuur- en procesindicatoren wordt vaak gedacht dat ze minder relevant zijn voor patiënten, omdat veel van dergelijke indicatoren als zodanig voor patiënten niet goed bruikbaar zijn. Meer hierover in mijn opinie over het ‘Gebruik’ van kwaliteitsinformatie. Op deze plaats volsta ik met de stelling dat goede structuur- en procesindicatoren wel degelijk ook relevant zijn voor patiënten, ze zijn er immers op getoetst dat ze een belangrijke bijdrage leveren aan de gewenste uitkomsten. Als dat maar echt voorop staat!