In de formule E = ∑ (R x B x G – I) staat de E voor Effect, datgene wat er uiteindelijk in de gezondheidszorg wordt bereikt voor patiënten/cliënten en hun omgeving. Daar moet kwaliteitsinformatie aan bijdragen.
Ik heb te vaak gezien dat dit doel uit beeld verdwijnt en dat het middel (kwaliteitsinformatie) tot doel wordt verheven. Daar kunnen allerlei bewuste en onbewuste redenen voor zijn, maar het gevaar dreigt dan dat er grote inspanningen worden geleverd zonder zinvol effect. Dat roept vaak frustraties op, zowel bij de partijen die de inspanningen hebben geleverd als bij de partijen die geen bruikbare informatie krijgen.
Les 1 bij kwaliteitsinformatie is daarom voor mij: als je niet geloofwaardig kunt uitleggen hoe de informatie tot een maatschappelijk relevant effect gaat leiden, begin er dan niet aan! Dat klinkt heel simpel en logisch, maar blijkt in de praktijk toch lastig. De hiervoor genoemde formule is een hulpmiddel om dat goed in beeld te krijgen.
In de beoogde effecten zijn verschillende dimensies te onderscheiden:
- Zorginhoudelijke uitkomsten, die vooral betrekking hebben op gezondheidseffecten.
- Cliëntervaringen, die met name gaan over de manier waarop men wordt bejegend.
- Klantpreferenties, waarbij je vooral aan elementen van service en dienstverlening moet denken.
Van oudsher lag de focus vooral op de zorginhoudelijke uitkomsten, maar de andere dimensies zijn de laatste jaren sterk opgekomen. Het is belangrijk dat alle partijen zich realiseren dat deze verschillende effecten allemaal relevant zijn. Zo is het ongewenst als medische professionals weinig interesse tonen in cliëntervaringen of klantpreferenties, omdat ze van mening zijn dat ze in de eerste plaats voor de zorginhoudelijke uitkomsten verantwoordelijk zijn. Maar het is evenzeer ongewenst als patiëntenorganisaties de zorginhoudelijke uitkomsten maar aan de professionals overlaten “omdat die daarvoor zijn opgeleid”. Gelukkig raakt de aandacht voor de drie dimensies steeds meer in balans, maar het is zaak om dat goed te blijven bewaken.